Een tekstcorrector heeft als taak om heel precies door woorden, zinnen en alinea’s heen te kruipen. Daarbij gebeurt het regelmatig dat letters en leestekens het veld moeten ruimen. Een van de vaakst verwijderde tekens is de spatie. Hieronder bespreek ik 3 veelvoorkomende spatiefouten.
1. Spatiefouten in (drieledige) samenstellingen
Het Nederlands is een knusse taal. Daarmee bedoel ik: in het Nederlands schrijf je zelfstandig naamwoorden zo veel mogelijk aan elkaar vast. Dat gebeurt ook als je nieuwe woorden vormt: influencermarketing, anderhalvemetersamenleving, foodblog.
Maak je bijvoorbeeld een recept voor een ovenschotel waarin witte bonen zitten? Grote kans dat er in dat recept ook tomaten, gehakt of worst en verschillende kruiden zijn verwerkt. Die ovenschotel zal dus hoogstwaarschijnlijk niet wit van kleur zijn – tenzij hij beschimmeld is.
Toch is dat wel wat je impliceert als je witte bonenschotel in je recept zet. Witte is dan namelijk een bijvoeglijk naamwoord bij het zelfstandig naamwoord bonenschotel. De juiste vorm is wittebonenschotel.
Het Nederlands wemelt van dit soort drieledige samenstellingen. Denk maar aan de volgende voorbeelden:
- socialemediaplatformen > bij sociale mediaplaformen zouden de mediaplatformen sociaal zijn;
- hogedrukreiniger > bij hoge drukreiniger zou de ‘drukreiniger’ hoog zijn;
- vijfeurobiljetten > bij vijf eurobiljetten zou je vijf keer een eurobiljet hebben en dat soort biljetten bestaan niet.
2. Spatiefouten bij er + voorzetsel
Gebruik je het woordje er (of daar/hier/waar) en komt er een voorzetsel achter? Dan schrijf je die twee aan elkaar. Check de volgende voorbeelden:
- Je hebt een nieuwe motor, hè? Wat vindt je vriend daarvan?
- Staat de kast los van de muur of zit hij eraan vast?
- Ik heb hierop weinig te zeggen.
Een uitzondering op deze regel krijg je bijvoorbeeld in de volgende situaties:
- Wat komt daar voor die muur te staan?
- Als het goed is, zijn we er om half negen.
- Waar in dit dorp vind ik een brievenbus?
3. Spatiefouten bij samengestelde werkwoorden
Net als bij zelfstandig naamwoorden kun je ook samengestelde werkwoorden hebben: vastmaken, verdergaan, weglopen. Je schrijft de twee woorddelen aan elkaar als ze regelmatig samen voorkomen, als er maar één klemtoon is (vástmaken, wéglopen) of als de combinatie een specifieke betekenis heeft gekregen (plaatsvinden).
Het lastige is: je kunt niet helemaal exact voorspellen wanneer je een samengesteld werkwoord hebt (dus zonder spatie) of een woordgroep (met spatie). Vergelijk de volgende voorbeelden:
- pianospelen versus gitaar spelen;
- lesgeven versus les krijgen;
- doodmaken versus levend maken.
Hoe weet ik of ik die spatie moet weghalen?
Met de genoemde voorbeelden kun je zelf al een beetje inschatten of je een spatie moet weghalen of moet laten staan. Maar soms heb je echt een woordenboek nodig om zeker te weten wat de juiste manier van schrijven is. Je weet dan nu ook wanneer je zo’n hulpmiddel extra goed kunt gebruiken.
Laat jij liever iemand anders jouw spatiekwesties oplossen? Kijk wat ik voor je kan doen of stuur een bericht.